Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-04.djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

6

vyanden des Christendoms.
Men heeft hier oock eenich vermoeden dat den Turck oock wel soude soecken yewaerts Polen aen te tasten, welck nochtans in alles van het rijck vorsien is op dat den Adeldom hen te vryer ten dienste van het Christen-rijck soude moghen begheuen.
Men hoort hier ontrent Weenen seer claerlijck het beschieten van Egenburgh, men seydt hier oock dat binnen de stadt het meeste Adel, der Tromweloose afgeweken souden zijn.
Den Grave van Bucquoy heeft den Vyandt doen schuyuen wt de stadt Langelotz met verlies der Rebellen van duysendt mannen doodt gheslaghen ende noch vijf hondert ghevanghen.
De stadt Horn alwaer tot noch toe die Trouweloose Standen van Oostenrijck hunne verraderijen gheschaft hebben met de Boheemsche teghen zijne Majesteydt is van den Grave Bucquoy ouerweldicht geworden, ende met groot verlies van de principaelste der Rebellen, die wt den slach in de welcke den Graeve te voren gheslaghen hadde ouer de duysent vyff honderdt peerden, hier tot de 6000. voedtknechten ende 1000. Peerden vergadert waeren, van s’Keysers volck en isser maer 150. ghebleuen. Daer is grooten Buet gheweest ende veel Gheschuts, den Keyser heeft de stadt met de Heerschappijen den Grave