Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-06-05 (2).djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

7


Den Eertz-Hertoch Leopoldus is met thien duysent mannen in Elsaten teghen den Marggraeff van Dourlach, de Boeren zijn hier ouer al in vreesen.
Over eenighe daghen hebben den Eertz-Hertoch Leopoldus, ende des Graven van Vorstenberghs Ruyters, met duysendt sterck int veldt by Brysach verthoont, de Marckgrave van Doerlach dit vernomen hebbende is terstondt met een deel Ruyteren te velde ghecomen, maer daer en is van weder zijden niet sonderlinckx ghepasseert, om datter gheen schermutseringhe en gheschiede, ende den Eertz-Hertoch Leopoldus Ruyters zijn wederom in hun quartier ghetrocken, watter eer lanck af comen sal wilt ons den tijdt leeren.
De Aenhanghers der Rebellen hebben hier int Stift Straes-borgh op de Gheestelijcke tot betalinghe des Crtjschs-volckx een groote schattinghe gesteldt, een Priester moet gheven 50. een Canoninck 200. eenen Abt ende Abdesse vier honderdt ghulden, ende dat moetense binnen een maent op brenghen.
Twee mijlen en half hier van Straes-burgh is t’stedeken Sons heel af ghebrandt, behaluen vier oft vijf huysen, ende het Casteel, daer zijn veel beesten verbrant ende groote schade gheschiedt.
Eer lanck salmen beeder verclaren watter ghepasseert sal wesen.

Imp. P.C.C.A.