Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-06-12.djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

7


Hier is den Heer Casar Gall met ontrent hondert persoonen sterck, van zijne Keyserlijcke Mayesteyt gheordonneert om naer de Ottomanische Porten te seynden, ende neempt zijnen wech op Gratz ende Canischa, want men de Hunghersche niet en betrout.
Men verstaedt hier als dat die Moraviers, ende Boheemsche met eenighe duysent mannen op de been zijn, om te sien oft sy de sterckte Mareghk, wederom souden connen becomen, die sy lest verloren hebben, midts dat het de passagie van Hungharijen is.

Wt Praghe 25. Mey 1620.

Als gisteren zijn hier den nieuwen Conincx placcaten wederom ghepubliceert gheworden, daer in verhaelt is, alle die daer zijn t’sy Catholijck oft anders, die hun tot noch toe vande Standen ghesepareert hebben, ende by de selue handelinghe niet en verthoonen, noch toestaen en willen, datmense noch eens ten vollen verclaert ende laet weten, dat sy hun van nv af tot den 24. Junij souden maecken te accommoderen en in stellen souden, soo niet salmen alle hare goederen gheconfisqueert maecken ende verbeurt houden, ende hun als Vyanden des Vaderlants verclaert houden.

FINIS.

Imp. P.C.C.A.