Naar inhoud springen

Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-07-17 (1).djvu/5

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

5

Wt Weenen 1620.

Alhier is op verschenen Saterdach snachts eenen grooten brant (door versuymenisse van eenen Coopman) wtghecomen waer door sommighe huysen tot inden grondt afghebrant zijn. Dese weecke heeftmen alhier de Suitte vanden Ambassadeur van Vranckrijck in diuerssche huysen ghefouriert, de welcke wel inde dry hondert persoonen sterck zijn.
Vanden Vnghersen Landt-dach hebben wy dat Bethlehem Gabor op den thienden deses tot Nieuwensol soude ghearriveert wesen, ende de Hungeren zijn daer oock in grooter menichte, haesten hun seer om vanden selven Landtdach een eynde te maecken, ende en sullen niet langhe te samen blijven, hoe het noch affloopen sal, salmen metter tijt hooren.
Interim hebben tijdinge dat de Boheemsche ende Slesiers een groote partije van hun Krijchs-volck, wt den legher ghenomen, ende op hunne Frontieren gheleyt hebben. Overmidts zylieden op diversche plaetsen voor eenighen in val bevreest zijn.
Voor sommighe daeghen hebben hare Keyserlijcke Majesteyt de Commissarissen afgheveerdight, aen de Evanghelische Staten van Oostenrijck tot Raets om hun totte Huldinghe te vermaenen, ende voor grootere schaede ende ongeluck te waerschouwen, oft zy nv sullen compareren leert den tijt.

O o iijDesen