Naar inhoud springen

Pagina:Nieuwe Tijdinghen 1620-09-23 (1).djvu/6

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

6


Den Heere Dampier is by hare Doorlichticheyt gheweest, hy heeft goede hope, indien den Sax met 15000. mannen optreckt, ghelijck den Grave van Solleren voorseker wt gheeft, tot eenen gheluckigen voortganck der saken te commen, in sonderheyt soo verre den Marquis Spinola met zijn volck ooc aencompt, Den Heere Balthasar heeft oock eenige brieven achterhaelt die den Coninck ende de Staten van Bemen hebben gheschreuen aen die vander Ens, daer mede zy hen vermanen volherdich te blijven, ende hen seer beclaghen ouer het Tractaet van Vlm, Godaert van Starenberch heeft hem tot Prage geretireert, den Heer Ongenaet op Venegien, Carel Jerger ende eenen van Zenig houden sterck aen om salueguarde dese vier, mitsgaders noch eenen vande t’schernemel diemen noch niet en weet waer hy is, zijn de voornemste Hoofden gheweest, zy ontschuldighen hen seer, ende segghen dat sijt seer goet metten Keyser hebben gemeynt, der Staten volc en wilt ten deele niet meer dienen, zy en zijn oock noch niet al betaelt, de Staten beclagen hen seer by gebreck van gelt.
De Bemen doen alle neersticheyt om ons de passagie te beletten, ende trecken sterck te samen met de Hongeren, maer wy weten alreede een ander passagie.
Den Heere van Greisingh Plegher tot Wasserborgh is Stadthouder tot Lintz gheworden.

Wt