162
mag het gelooven of niet, ik hield van je, ik verafgoodde je... En je woû me van je wegjagen om me weêr te laten zwoegen... Toen, toen heb ik het gedaan... O, God, toen heb ik het gedaan... Hoor naar me, Frank, laat het me je zeggen, het moet er nu uit, het mòet er uit, in eens... Ik deed Eve gelooven, dat je niet van haar hieldt, ik maakte, dat ze aan je twijfelde, dat het àf werd tusschen jullie... De brieven, later, hield ik tegen... Ik deed alles, àlles, Frank, en ik heb me er om veracht, terwijl ik het deed, omdat ik niet anders was, dàn ik was. Maar ik kon er niets aan doen, ik was nu eenmaal zóo... O je begrijpt me niet, ik ben zoo gecompliceerd, dat je dat niet begrijpt, maar probeer het even te begrijpen en dan zàl je me begrijpen en misschien wel vergeven, Frank, misschien wel vergeven oók... O ik bid je, gelóof toch, dat niet alles egoïsme in me is, en dat ik veel, zielsveel van je hoû, zooveel als een man bijna nooit van een anderen man houdt, omdat je zoo goed voor me was... Ik zal het je bewijzen: ben ik niet bij je gebleven, toen je in Amerika al je geld verloor? Was ik toen niet weggeloopen, als ik egoïst was geweest? Maar ik bleef bij je, ik werkte met je samen en we deelden alles en we waren gelukkig. O, waarom is het niet zoo gebleven... Nu heb je haar ontmoet, en nu...
- Heb je genoeg geraaskald! brieschte Frank. Jij deed het dus, jij vernietigde alles wat mooi in mijn leven was!! God, hoe is het mogelijk! Neen, je hebt gelijk, ik begrijp je niet, ik begrijp dat niet! eindigde hij, terwijl hij, rood van opstij-