Pagina:Noodlot.djvu/164

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

163

gend bloed, met uitpuilende oogen, hatelijk lachte.

Sidderend was Bertie op den grond neêrgevallen en hij snikte, snikte door.

- O, probéer dan even te begrijpen! smeekte hij. Probeer dan even een mensch te zien, zooals hij is, in al zijne troostelooze naaktheid, zonder conventioneele mooiigheid er om heen! O God, ik zwéer je, dat ik liever anders zoû zijn... Maar kan ik er iets aan doen, dat ik zoo ben? Ik word geboren, zonder het te vragen; ik krijg hersens, zonder het te willen; ik denk, en ik denk anders dan ik zoû willen denken, en zoo word ik geslingerd door het leven, als een bal, als een bal... En wat heb ik in dat geslinger om me in evenwicht te houden... Wilskracht, geestkracht? Ik weet niet of jij zoo iets hebt! maar ik heb nooit, noóit, nóóit zoo iets in me gevoeld, en als ik wat doe, moet ik het zoo doen, omdat ik het niet anders kan doen, want al is de wil in me anders te doen, de kracht en de macht er toe zijn er niet! O, geloof me, ik veracht mezelven, gelóof dat toch, maar begrijp me, en vergeef me, Frank...

- Je raaskalt! bulkte Frank. Je bent krankzinnig. Ik weet niet wat dat voor woorden zijn, ik begrijp daar op dit oogenblik niets van en al begreep ik het, zoû ik het op dit oogenblik niet willen begrijpen. Ik begrijp alleen dit, dat je mijn alles vergooid hebt, dat je mijn geheele leven tot niets waard hebt gemaakt, en dat je een schurk bent omdat je een knecht hebt omgekocht mijne brieven achterbaks te houden, uit louter plat gemeen, onpeilbaar gemeen egoïsme. Omgekocht!! Zeg schurk, ellendeling, laffeling... omgekocht...