Pagina:Noodlot.djvu/168

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

167

wentelingen voor zijne oogen draaide als met raderen en in een vreemd aureool van bloedstralen een verwrongen masker deed grijnzen onder het gemartel van zijn vuistslag. De vierkante ruimte der kamer zwom in al dat rood, als vulde zij zich met tastbare roode verschrikkingen, steeds draaiend, draaiend om Frank heen als purperen duizelingen, vermillioenen krankzinnigheden, nachtmerries van bloed... En de slagen volgden elkaâr snel op, daar, dàar, dààr en de linkervuist schroefde zich stijver om den hals van het masker...

Maar de deur was opengesmeten en zij, Eve stortte dwars door het waas van rood op hem toe, dat rood verscheurend, het verdrijvend door het bewegelijk levende harer verschijning.

— Frank! Frank! gilde zij. Houd op, ik bid je, houd op, je vermoordt hem!

Hij liet zijn arm zakken en zag haar aan, wezenloos. Zij poogde hem weg te trekken, af te rukken van het verpletterde lichaam, waaraan hij zich in zijne bloedwoede als een vampyr vastklampte.

— Houd op, Frank, laat hem opstaan, bid ik je, vermoord hem niet... Ik was achter de deur, ik was bang, ik verstond je niet, omdat je Hollandsch sprak... O God, wat heb je hem gedaan, zie, zie hem, hoe hij er uitziet!

Wankelend van zijne roode duizelingen was Frank opgestaan en hij moest zich vasthouden aan een meubel.

— Hij heeft zijn verdiend loon, ik heb hem afgeranseld, en ik zal hem nog eens, nog eens...

Hij wilde zich opnieuw neêrstorten, met zijn