Naar inhoud springen

Pagina:Noodlot.djvu/175

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
174

verliep, des avonds met een gouden potloodje, — dat zij er voor gekocht had, dat zij nergens anders voor gebruikte, dat hing aan haar armband, — doorschrapte met eene blijde streep, die haar die mooie toekomst nader bracht. En zelfs liet zij de dagen wel eens verloopen, zonder ze af te schrappen, om de zoetheid te smaken na eene week zes of zeven blijde streepjes achter elkaâr te kunnen zetten, achter elkaâr, in hare weelde van verwachting...




II.


En hoe lang het ook geduurd had, ze waren doorgeschrapt geworden, allen, de een na den ander, onherroepelijk. Het verleden werd meer en meer het verleden en moest het blijven: nooit zoû er weêr iets van terugkomen, het zoû met zijne afgrijselijkheid niet spoken om hen heen, zoo dacht ze. Zij werd kalmer, hare nervoziteit stilde zich, iets als rust kwam over haar in heur intens verlangen naar heur toekomst van geluk, want gelukkig, zoo zoû ze worden, met Frank.

Zij was nu met haar vader terug in Londen, er stil levende, ondanks het heden, het verleden toch voelende, zich toch bewust, dat het er geweest was, met zijne ellende en zijne ontzetting. En ook Frank was nu in Londen, in eene poover bezoldigde betrekking, die van derden opzichter in eene machinefabriek, de eerste beste betrekking, die hij door vroegere connecties had kunnen krijgen, ze dadelijk aanpakkend wegens zijne antecedenten om welke hij niet trotsch mocht zijn... Later zoû