Pagina:Noodlot.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
20

kleedde zich met geraffineerde ijdelheid, kocht dassen bij dozijnen, nam ieder boordje dat in de mode kwam, nu recht, dan met een puntje zoo, dan met een puntje zus, en wiesch zich met al de watertjes van Rimmel. Het was of hij zich dompelen wilde in al de verfijndheid van een fat, na goor geweest te zijn als een voddenraper. En noteerde hij eerst in zijn zakboekje al deze mirobolante uitgaven, weldra vergat hij een post, daarna nog een en eindelijk, omdat zijn potlood weg was, vergat hij alles!

Zoo verliepen er weken en Frank dacht er niet aan moeite te doen bij zijne invloedrijke kennissen om Bertie aan eene betrekking te helpen. Hun leven van rijk niets doen vulde geheel hunne gedachte, ten minste die van Frank, en het had nieuwe bekoring voor Frank gekregen om Bertie. Toen gebeurde er eensklaps iets zonderlings. Bertie was des morgens alleen uitgegaan en verscheen niet aan het lunch. Wie er des middags in de club was, Bertie niet. Ook niet aan het diner. Des avonds kwam hij niet thuis, hij had ook geen woord achtergelaten. Frank, zeer ongerust, bleef den halven nacht op: niemand. Twee dagen gingen voorbij: niemand. Frank vroeg hier, onderzocht daar, gaf eindelijk bij de politie aan.

Ten laatste, op een morgen, — Frank was nog niet opgestaan — verscheen Bertie voor zijn bed, met een glimlach van verontschuldiging: Frank moest het hem toch niet kwalijk nemen; hij was toch niet ongerust geweest? Zie je, dat leven van altijd zoo netjes te zijn, had hem op eens