Pagina:Noodlot.djvu/52

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

51

energiek te zijn? Woorden, niets dan woorden! Hurk fatalistisch neêr als een Arabier, en laat dag volgen op dag; denk niet na, want onder de gedachte loert... de intuïtie! Vechten? Tegen het lot, dat zijne kettingen blind in elkaâr voegt, schakel aan schakel?

Hij wierp zich woest achteruit in zijn stoel en steeds wrong hij zachtjes zijne handen, steeds drupten twee tranen van zijn oog. En hij zag zijne lafheid voor zich staan, hij staarde zijne lafheid in de bange oogen, zonder haar te veroordelen. Want hij was zoals hij wàs, hij was laf en kon zich niet veranderen! De menschen noemden iemand, die was als hij: laf; dat was een woord! Waarom was laf: slecht; eerlijk en moedig; goed en mooi? Alles conventie, overeengekomen begrippen, zooals de geheele wereld, éen conventie, éen herschenschim was. Er was niets, niets!

Maar er was toch iets: ellende, armoede! Hij had die gevoeld, met ze gevochten, lijf aan lijf, en hij was daar nu te zwak voor, te teêr, te fijn! Hij wilde niet!

Toen, achteruit geleund, het bleeke hoofd rustend op den fluweelen rug van den fauteuil, zijne diepe, zwarte oogen troebel van het gift der gedachten, voelde hij door zijne zwakte een zachten, gelijkmatigen, electrischen stroom gaan, een stroom van wil. Het noodlot had gewild, dat hij Eve en Frank samen zoû brengen; welnu, hij, armzalige speelbal van dat lot, hij zoû willen, dat...

Ja, hij zoû willen, dat ze gescheiden wierden.

Het rees daar vast voor zijn blik, dat voornemen, ijzig en streng, een boos beeld van satani-