Naar inhoud springen

Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/138

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
124
EEN OUDERWETSCHE KERSTAVOND.

was, waren zeker goedhartige en vriendelijke menschen, en met treffende zorgvuldigheid en hartelijkheid hadden ze mij in ’t begin mijner ziekte opgepast. Maar de geheele denk- en levenswijze dezer dames behoorden te goed in den ouden tijd tehuis, om bijzonder in den smaak te kunnen vallen van een’ jong mensch. ’t Liefst dwaalden hare gedachten om in ’t verleden, en wanneer zij, zooals vaak gebeurde, mij eene of andere historie, die in de stad was voorgevallen, verhaalden, herinnerden zoowel de inhoud daarvan als de naïeve voorstelling aan een’ tijd, die reeds lang tot ’t verledene behoorde. Met dit ouderwetsche karakter mijner dames stond ook het huis, dat zij bewoonden, in volmaakte overeenstemming. ’t Was een dier oude gebouwen, zooals men ze nog in de Toldbodstraat vindt, met diepe vensters, lange, donkere gangen en trappen, sombere kamers en zolders, die iemand dadelijk doen denken aan nikkers en heksen. Hier kwam nog bij, dat de kring harer kennissen zeer beperkt was; behalve eene gehuwde zuster kwam er nooit iemand, dan een paar vervelende oude vriendinnen. Slechts een aardig nichtje en een stuk of wat dartele kleinen, de kinderen van een’ broeder, die mij altijd plaagden om sprookjes en heksen vertellingen, brachten soms eenig leven in mijne doodsche omgeving.

Ik trachtte mijn gevoel van verlatenheid en neerslachtigheid eenigszins af te leiden door naar de vele menschen te zien, die in de straat heen en weer gingen, in sneeuwjacht en wind, met paarse neuzen en half gesloten oogen. Langzamerhand begon ik merkwaardig veel belangstelling te koesteren voor de drukte in de apotheek aan den overkant. Geen oogenblik stond de deur stil; dienstmeisjes en boeren stroomden er uit en in en gaven zich