Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/146

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
132
EEN OUDERWETSCHE KERSTAVOND.

ze hem — hare stem beefde nog, terwijl ze ’t zeide — aan den overkant der straat bij den koperslager, zijn’ intrek te nemen; daar was ’t veel stiller en rustiger, want men ging er klokke-negen naar bed. En dat was waar ook, vertelde Stine, maar ge weet wel, was met al zijn volk, van ’s morgens drie uur af, aan ’t kloppen en slaan, dat iemand hooren en zien verging. Sedert dien dag bespeurden wij niets meer van den nikker. En bij den koperslager was hij recht in zijn schik; wel werd er den ganschen dag geklopt en gehamerd, maar men vertelde, dat ’s koperslagers vrouw hem elken donderdagavond pap bracht op den zolder—en, zei Stine, men behoeft zich dan ook niet te verbazen, dat ’t den koperslager goed ging, ja, dat hij een rijk man werd, want de nikker beschermde hem. Nu ’t is waar, dat ’t hem buitengewoon meeliep, en hij er spoedig warmpjes in zat, maar of dit kwam, door de hulp van den nikker, dat zou ik niet durven beweren," besloot juffrouw Skau, al kuchend en hoestend na de inspanning, welke de buitengewoon lange vertelling haar had gekost.

Nadat zij zich met een snuifje had verfrischt, voelde zij lust op nieuw te beginnen:

»Mijne moeder was eene vrouw als goud; zij vertelde eens eene historie, die hier in de stad is voorgevallen. ’t Gebeurde op een’ kerstnacht, en voor de waarheid sta ik borg, nooit kwam er een onwaar woord uit haar’ mond."

»Laat hooren, juffrouw Skau, laat hooren!" zei ik. En de kleinen riepen: »Toe vertel ons dat, juffrouw."

De juffer hoestte eenige malen, nam nog eene prise en begon: »Toen mijne moeder nog een meisje was, kwam ze somwijlen bij eene weduwe.... ja, hoe heette ze ook weer? Juffrouw... de naam wil me niet te