Pagina:Noorsche Volksvertellingen.djvu/85

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
71
DE VERTELLINGEN VAN DEN DOODGRAVER.

ge toch vandaan?" voegde hij er bij met het potsierlijkste gezicht ter wereld.

»'t Laatst ben ik in Store Finstad geweest, waar ik naar Peter, den doodgraver, heb gevraagd," antwoordde ik en borg de rol weer in de doos, na den bok nog een stuk daarvan te hebben gegeven.

Er volgde geen antwoord; Peter begon met nieuwen ijver te delven. Behalve aarde en steenen wierp zijne spade ook vermolmde houtsplinters en halfvergane beenderen naar boven. Onder de laatste rolde ook een vrouwenschedel voor mijne voeten, zoo schoon en volkomen van vorm, dat Retzius hem voor het ideaal der skandinavische type zou hebben aangezien. Ik nam hem op en beschouwde hem opmerkzaam.

»Die schedel is van geen oud wijf afkomstig," begon de doodgraver op nieuw.

»Dat zie ik," gaf ik ten antwoord.

» 't Was de vrouw van een' landbouwer hier in 't dorp; zij was geacht en geëerd," merkte hij verder op.

»Zoo."

Had de doodgraver zich in zijn slecht humeur gelijk kunnen blijven, dan zou hij ongetwijfeld hebben gezwegen, maar reeds de hoop op eene rol tabak heeft een' verwonderlijken invloed op 's menschen gemoed.

» Van buiten blank, van binnen krank," ging hij voort.

Hierop volgde in 't geheel geen antwoord.

»Dat was beste tabak, die ge daar in die blikken doos hebt."

»Zoo schijnt onze vriend er ook over te denken," antwoordde ik, terwijl ik den bok weer naar mij toe lokte en mij geliet, of ik hem nog meer wilde geven.

»Neen, als oude Andries, mijn vader, nog leefde," zei Peter haastig, terwijl hij zijn' gelukkigen mededinger