Deze pagina is proefgelezen
4.
De Soldaat.
Geen mensch. Geen dier. Geen plant: Een ding. Het mort Het lijdt. Geen vreugd. |
op zijn gezicht. Vraag. O mensch, Antwoord. Het vuur, |
5.
De verminkte.
De borst verscheurd. Het been in gruis. Hoera! |
Dat hinkt. Dat kermt. Dat stuipt. Dat bloedt. Hoera! |
6.
Meer, meer!
Verwond, vermink, Schiet dood, houw neer! Roep legers op. Vermorzel ze |
Bedenk, het is uw broeder maar. Spreek ik zoo goed? De mensch sterft uit. |