Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/127

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
61
 

Orde ARDEIFORMES—REIGERACHTIGEN.

 

 

Tot de orde der Ardeiformes, ook genoemd Pelargiformes of Gressores, behooren de families der Ardeidae, Balaenicipidae, Scopidae, Ciconiidae, Ibididae, terwijl ook de sterk afwijkende familie der Phoenicopteridae eveneens tot deze orde gebracht moet worden. Van de Balaenicipidae en de Scopidae komen geen vertegenwoordigers in ons land voor. De Reigerachtigen zijn voor het meerendeel groote vogels met lange pooten, een langen hals en meestal een langen, puntigen snavel, die echter bij de verschillende families groote afwijkingen, wat betreft vorm en grootte, kan aanbieden. De pooten bezitten drie naar voren gerichte teenen en een laag ingeplanten achterteen, die soms zeer klein is of zelfs ontbreekt; de voorteenen zijn geheel vrij of door kleine spanvliezen aan de basis verbonden, alleen bij de Phoenicopteridae zijn deze door volkomen zwemvliezen vereenigd en is de achterteen, zoo deze aanwezig is, hoog ingeplant. Het benedengedeelte van het scheenbeen is onbevederd en met schilden bedekt. Reigerachtigen komen in de gematigde en warme streken van de geheele aarde voor; zij broeden op boomen of gebouwen, op rotsen of in rietvelden en zoeken in of bij het water hun voedsel, bestaande uit visschen, kruipende dieren, insecten, weekdieren enz., voor groote vormen der Ciconiidae in de tropen zelfs uit krengen van groote zoogdieren. De eieren zijn wit, blauw of groen, soms bruin, bij eenige vormen ook op witten of groen witten grond donkerbruin gevlekt; de jongen zijn bij het uitkomen met dun dons bedekt en worden door de ouders langen tijd in het nest gevoederd, alleen bij de Phoenicopteridae verlaten de jongen, die met een dicht donskleed bedekt zijn, spoedig na het uitkomen het nest.