Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

62

 

Familie ARDEIDAE - REIGERS.

 

De reigers bezitten een tamelijk langen, puntigen, rechten, soms zwak gebogen snavel, waarvan de randen naar de punt toe meestal fijn gezaagd zijn, en de bovensnavel bij de punt een tandvormige insnijding laat zien; bij het Zuid- en Middel- Amerikaansche geslacht Cochlearius echter is de snavel zeer breed en afgeplat. Aan beide zijden van den bovensnavel verloopt, over de halve snavellengte ongeveer, een groef waarin bij de basis van den snavel de neusgaten gelegen zijn, die door een vlies gesloten kunnen worden. De pooten zijn meestal lang, soms korter, en voorzien van tamelijk lange teenen, waarvan de achterteen op gelijke hoogte ingeplant is als de drie voorteenen. De nagel van den middenteen is aan den binnenrand kamvormig getand; de achterteen draagt steeds een grooten nagel. De bekleeding der pooten bestaat uit groote, breede schilden en kleine zeshoekige schildjes. Het gevederte der reigers is tamelijk los; op de borst en op de stuit komen tusschen de vederen velden van zoogenaamd poederdons voor, die een talkachtige stof afscheiden. De vleugels zijn flink ontwikkeld en breed, de staart kort en meestal recht afgesneden, uit 10 tot 12 pennen bestaande. De reigers voeden zich voornamelijk met visschen, kikvorschen, waterinsecten, weekdieren etc, en zijn zoowel dag- als nachtdieren. Zij broeden op boomen of in het riet en maken groote nesten. De eieren zijn wit, blauwgroen of bruinachtig, langwerpig ovaal van vorm. De jongen zijn aanvankelijk met wit, grijs of bruin dons bedekt en worden gedurende geruimen tijd door de ouden in of bij het nest gevoederd. De reigers komen over de geheele aarde, met uitzondering echter van de poolstreken, voornamelijk aan binnenwateren voor. In Nederland zijn 8 soorten waargenomen, behoorende tot 6 genera.

 

Tabel ter bepaling der genera.

1. staart uit 10 pennen bestaande ........................................ 2
staart uit 12 pennen bestaande ........................................ 3
2. middenteen met nagel ongeveer even lang als het loopbeen .................... Ixobrychus.
middenteen met nagel veel langer dan het loopbeen .................... Botaurus.
3. geheele gevederte wit .................... Egretta.
gevederte niet geheel wit ........................................ 4
4. vleugellengte meer dan 325 mm .................... Ardea.
vleugellengte minder dan 325 mm. ........................................ 5
5. snavel kort en dik, niet langer dan het loopbeen; vleugellengte meer dan 250 mm .................... Nycticorax.
snavel slank, langer dan het loopbeen; vleugellengte minder dan 250 mm. .................... Ardeola.