Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
79
 
 

Genus Ardeola Boie.

 

Boie, Isis, 1822, p. 559.

 

Kleine vormen met tamelijk korten hals en met langen, rechten snavel, die evenlang is als de middenteen met nagel, en waarvan de randen der bovenkaak bij de punt gezaagd zijn. Pooten tamelijk kort, loopbeen korter dan de middenteen; onbevederd gedeelte van het scheenbeen korter dan de middenteen. Staart uit 12 pennen bestaande, kort. Vleugels tamelijk kort en breed. Op den rug een bundel fijne siervederen, aan het achterhoofd lange bandvormige, die achter den nek neerhangen. Een vijftal soorten komen in Europa, Afrika, Azië tot Celebes voor, waarvan één ook in Zuid-Europa en als toevallige gast eveneens enkele malen in ons land.

 

Van het genus Bubulcus Bonaparte, dat zich door een korteren snavel en anders gevormde siervederen onderscheidt, echter door sommige ornithologen met Ardeola vereenigd wordt, komt in Zuid-Europa, Zuidwest-Azië, Afrika en Madagascar een soort voor, Bubulcus ibis (Linnaeus), die éénmaal in October 1805 in Devonshire, Engeland, is waargenomen. Deze reiger, ongeveer van de grootte van den ralreiger, is in het winterkleed geheel wit, met gelen snavel en zwartbruine pooten, en heeft in het prachtkleed verlengde siervederen van een lichtbruine, violetgrijs getinte kleur aan kop, rug en borst.