Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
95
 
Orde ARDEIFORMES.
Familie CICONIIDAE.
 

N°. 28.

Ciconia nigra (Linnaeus).

DE ZWARTE OOIEVAAR.

Plaat 34: oud ♂ en jong voorwerp.

 

Ardea nigra, Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 142.

Ciconia nigra, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. V, 1829, p. 459, pl. 233. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 359. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 561, IV, 1840, p. 370. Schlegel, Vog. van Ned., 1854–'58, p. 395, pl. 200. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 150, pl. 20, fig. 4. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 67. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 85. Id. Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 100. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 138.


Engelsch: Black stork.

Duitsch: Schwarzer Storch.

Fransch: Cigogne noir.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop, hals, rug, vleugels en staart zwartbruin, kop en hals met groenen, violetten en purperen, kleine vleugeldekvederen met groenen, rug, kleine slagpennen en staart met purperen glans; slagpennen zwart met groenen glans; borst, buik, dijen, onderstaartdekvederen en okselvederen wit. Iris donkerbruin, naakte huid om het oog donkerrood; snavel en naakte keelhuid donkerrood; pooten donkerrood. Vleugel 560–605, staart 240–258, snavel 170–190, loopbeen 181–200 mm.

Oud ♀. Gelijkt op het oude ♂, glans van het gevederte iets minder en afmetingen geringer. Vleugel 470–530, staart 240–243, snavel 167–170, loopbeen 178–181 mm.

Jeugdkleed. Kop en hals donkerbruin, uiteinden van de vederen vaal bruinachtig wit; rug, vleugels en staart donkerbruin met zwakken purperglans; boven vleugeldekvederen met smalle, vaalbruine randen aan het uiteinde; slagpennen zwart met zwakken groenachtigen glans; borst, buik, dijen en onderdekvederen van den staart wit. Iris grijsbruin, naakte huid om het oog groenachtig; snavel olijfgroen, naar de punt toe bruinachtig; naakte keelhuid groenachtig; pooten licht olijfgroen, bij het hielgewricht blauwgroen.

In het tweede jaar worden snavel en pooten rood, en tegen het begin van het derde jaar is de zwarte ooievaar in zijn volkomen kleed.

 

Voorkomen en levenswijze. De zwarte ooievaar behoort tot de zeldzame verschijningen in ons land. Houttuijn vermeldt in het vijfde deel van Nozeman en