Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
124
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

grond, dik belegd met dons en eenig dor gras. De eieren, die ten getale van 5 tot 8 in een legsel voorkomen, zijn vuil wit of geelachtig wit, en 67,5–83 mm. lang en 50–53,75 mm. breed. Na ongeveer 4 weken broeden komen de kuikens uit; deze zijn donkergrijs op de bovenzijde, lichter van onderen en hebben een gelen kop, met een donkere vlek op het achterhoofd; snavel en pooten zijn zwart. In levenswijze verschilt de sneeuwgans niet van de hierna te behandelen grauwe ganzen; zij laten echter zelden hare stem, die met die van de andere soorten overeenkomt, hooren. Op den trek vereenigen zij zich tot kleinere of grootere, soms zeer groote vluchten, die zich niet aan die van andere ganssoorten aansluiten.