Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/235

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
129
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 37.

Anser brachyrhynchus Baillon.

DE KLEINE RIETGANS.

Plaat 43: oud ♀ en jong voorwerp.

 

Anser brachyrhynchus Baillon, Mém. soc. roy. d'émul. Abbeville, 1833, p. 74. Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 520. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 517, pl. 278 en 279. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 204. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 99. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 140. Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 102.

Anser brachyrhynchos, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 121.


Nederlandsche volksnamen: Barrevoeter gans, Blauwpootje.

Engelsch: Pink-footed goose.

Duitsch: Kurzschnablige Gans.

Fransch: Oie à bec court.

 

Beschrijving. Oud ♂. Kop en hals donkerbruin, benedenhals aan de zijden en van achteren, alsmede voorrug roodbruin van tint; rond de basis van den bovensnavel eenige witte veertjes; rug, schoudervederen en groote bovenvleugeldekvederen bruingrijs met geelwitte uiteinden; stuit bruingrijs; borst bruinachtig grijs, alle vederen met lichte bruingele uiteinden; voorste deel van den buik en dijen bruinachtig grijs, achterste deel wit, evenals de streek rond den anus; zijden van het lichaam bruingrijs, iedere veer licht bruingeel gerand; kleine en middelste bovenvleugeldekvederen grijs met geelwitte randen; ondervleugeldekvederen grijs; slagpennen grijs met zwarte uiteinden en witte schachten; staartpennen bruingrijs met witte randen en uiteinden; boven- en onderstaartdekvederen wit. Iris donkerbruin; snavel zwart met een rose vlek voor en onder de neusgaten, punt zwart; pooten bleek rose. Vleugel 430–452, staart 143–165, snavel 47–52, loopbeen 71–75 mm.

Oud ♀. Gelijk het oude ♂, doch kleiner. Vleugel 395–435, staart 128–153, snavel 40–46, loopbeen 67–72 mm.

Jeugdkleed. Kop en hals bruingrijs met vale uiteinden aan de vederen en zonder de roodbruine tint aan den benedenhals en op den voorrug; bovendeden grijzer dan bij oude voorwerpen en met minder duidelijke lichte randen aan de vederen; borst, voorste gedeelte van den buik en zijden van het lichaam bruingrijs, met onduidelijke lichte randen aan de vederen; overige gevederte als bij de ouden. Iris donkerbruin;

17