Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/236

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
130
FAMILIE ANATIDAE — ZWANEN, GANZEN EN EENDEN.

snavel vleeschkleurig rose met zwarte punt, zwarte basis boven de neusgaten en zwarte randen aan den ondersnavel; pooten bleek rose.

Een paar malen nam ik in het benedengedeelte van het loopbeen aan de voorzijde bij een jong en bij een oud voorwerp een geelachtige kleur waar.

De kleine rietgans komt in den loop van het tweede jaar in het volkomen kleed en is in haar derde jaar geschikt tot voortplanting.

 

Voorkomen en levenswijze. De kleine rietgans verschijnt jaarlijks in groot aantal in ons land; in zachte winters verschijnt zij dikwijls pas in December en verlaat zij ons land weer in Februari en Maart; valt de koude vroeger in dan is zij reeds in October aan te treffen. De broedplaatsen van deze soort liggen op Spitsbergen, Nova Zembla, vermoedelijk ook op Frans Jozefsland en op IJsland. Zij overwintert op voor haar geschikte plaatsen in de landen aan de Noordzee en het Kanaal gelegen en trekt in strenge winters wellicht zuidelijker langs de kusten van Frankrijk tot Spanje en Portugal. Zij vereenigen zich tot groote vluchten, die zich afgescheiden houden van andere ganssoorten of waartusschen men soms ook kolganzen aantreft. In levenswijze verschillen de kleine rietganzen niet van de andere wilde ganssoorten; zij zoeken overdag haar voedsel op landerijen meer binnenslands gelegen en trekken zich 's nachts terug op slikken en zandbanken aan de kust. Op Spitsbergen broedt de kleine rietgans op rotsen aan de kust, soms ook ver van de zee af; de nesten worden gemaakt van droge planten, mos en aarde, gevoerd met dons en bevatten in Juni 4 à 5 eieren, die op die van de andere ganzen gelijken en 78–85 mm. lang en 50–55 mm. breed zijn en een naar verhouding minder zware schaal bezitten dan de eieren van de rietgans. De donsjongen zijn op den bovenkop en op de bovenzijde van het lichaam olijfkleurig bruingrauw; voorhoofd, keel, hals en onderzijde van het lichaam zijn geel.