Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/246

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

136

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 40.

Anser albifrons (Scopoli).

DE KOLGANS.

Plaat 46: oud ♂ en jong ♀.

 

Branta albifrons Scopoli, Ann. I Hist. Nat. 1769, p. 69.

Anas erythropus, Nozemann en Sepp, Ned. Vog. III, 1797, p. 207, pl. 107.

Anas albifrons, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 529. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 821.

Anser albifrons, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 518. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 518, pl. 280 en 281. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 204, pl. 28, fig. 3 en 4. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 98. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 141. Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 101.

Anser albifrons albifrons, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 120.


Nederlandsche volksnamen: Kol; Bonte kol (de ouden), Schiere kol (de jongen) (Albarda). Friesch: Kolgoes (de ouden: Bûnte kollen, de jongen: Skiere kollen) (de Vries).

Engelsch: White-fronted goose.

Duitsch: Blassgans.

Fransch: Oie rieuse.

 

Beschrijving: Oud ♂. Kop en hals grijsbruin; voorhoofd wit, de witte kleur zich uitstrekkende tot de lijn, die den voorrand der oogen verbindt; vederen aan de basis van de zijkanten van den bovensnavel wit; kin bruinzwart, in het voorste gedeelte wit, soms geheel wit; het wit aan den kop begrensd door bruinzwarte vederen; rug-, schouder- en groote bovenvleugeldekvederen, alsmede zijvederen, donker grijsbruin met geelgrijze randen; stuit zwartbruin; voorste gedeelte van de borst bruingrijs; achterste gedeelte van de borst en buik grijswit met groote, onregelmatige zwarte vlekken, die soms zoo dicht geplaatst zijn, dat de onderzijde bijna geheel zwart is; streek rond den anus wit; dijen licht bruingrijs; kleine bovenvleugeldekvederen en ondervleugeldekvederen grijs, middelste bovenvleugeldekvederen grijs met witte uiteinden; slagpennen donkergrijs met zwarte punten en witte schachten; staartpennen donker bruingrijs met witte randen en breede witte uiteinden. Iris donkerbruin; snavel vleeschkleurig rose, punt wit, basale gedeelte bij de neusgaten dikwijls geel of oranjegeel; pooten oranjegeel, nagels grijswit. Vleugel 395–442, staart 128–142, snavel 40–52, loopbeen 65–74 mm.