Subfamilie ANATINAE - ZWEMEENDEN.
De zwemeenden bezitten een vrij langen, breeden, platten snavel; op de zijranden van den bovensnavel zitten aan den binnenkant naar beneden gerichte, platte, dunne hoornlamellen en op de zijranden van den ondersnavel aan den buitenkant kortere, zijwaarts gerichte, die door den bovensnavel omvat worden; de nagel aan het eind van den bovensnavel is veel smaller dan de breedte van den snavel. Het loopbeen is kort, meestal korter dan de binnenteen; de achterteen is van geen breede huidzoom voorzien. De vleugels zijn vrij kort en reiken meestal niet verder dan tot den staartwortel; de buitenste kleine slagpennen zijn bij vele soorten metaalglanzend groen of blauw en vormen den zoogenaamden spiegel. De staart is meestal kort en wigvormig, soms zijn de middelste pennen verlengd; het aantal der staartpennen is meestal 14–16, soms slechts 12, in enkele gevallen tot 20 toe. De seksen zijn meestal verschillend van kleur en teekening; de mannetjes ruien veelal tweemaal in het jaar en dragen na afloop van den voortplantingstijd een kleed, dat met dat van de wijfjes overeenkomt. De zwemeenden loopen, door de kortheid en het ver naar achteren geplaatst zijn van de pooten, slecht; zij zwemmen echter uitstekend en kunnen ook duiken, hetgeen zij echter niet ter bemachtiging van hun voedsel, dat meer van plantaardige dan van dierlijke natuur is, doen. Zij vliegen snel met snel opeenvolgende vleugelslagen. De zwemeenden bewonen meren en rivieren, in den trektijd ook de zeekusten, van de geheele aarde. Bijna zonder uitzondering maken zij haar nest op den grond en leggen een groot aantal witte, groen- of geelwitte eieren. De donsjongen zijn grijs of geel, met donkerder teekening op kop en rug. De 11 soorten zwemeenden, die in Nederland waargenomen zijn, behooren tot 5 genera.
Tabel ter bepaling der genera.
1. | snavel langer dan de kop, aan de punt sterk verbreed | .................... | Spatula. |
snavel aan de punt weinig of niet verbreed, evenlang als of korter dan de kop | ........................................ | 2 | |
2. | snavel duidelijk opwaarts gebogen, rood of vleeschkleurig | .................... | Tadorna. |
snavel weinig of niet opwaarts gebogen | ........................................ | 3 | |
3. | snavel bijna overal even breed, aan de punt niet versmald | ........................................ | 4 |
snavel aan de punt versmald | .................... | Mareca. | |
4. | gevederte grootendeels geelbruin, ongevlekt | .................... | Casarca. |
gevederte niet grootendeels geelbruin of gevlekt | .................... | Anas. |