Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/270

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

150

 

Genus Tadorna Fleming.

 

Fleming, Phil. Zool. II, 1822, p. 260.

 

Snavel ongeveer evenlang als de kop, aan de punt iets breeder dan aan de basis, een weinig opwaarts gebogen; hoornlamellen voornamelijk aanwezig in het voorste gedeelte; nagel van den bovensnavel haakvormig over den ondersnavel gebogen. De staart is tamelijk kort en bijna recht afgesneden, niet wigvormig. Het loopbeen is ongeveer evenlang als de middenteen. De seksen verschillen niet veel in kleur en teekening; de mannetjes ruien éénmaal in het jaar. Van het genus Tadorna zijn twee soorten bekend, waarvan een in Australië, Nieuw Guinea en op de Molukken voorkomt, en de andere in Europa en in Noord- en Midden-Azië tot Japan.