Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/342

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

186

 

Subfamilie FULIGULINAE - DUIKEENDEN[1].

 

De duikeenden bezitten in den regel een korteren snavel dan de zwemeenden; deze is of plat en breed of smal en aan de basis belangrijk hooger dan breed; de hoornlamellen zijn korter, steviger en verder uiteen geplaatst dan bij de zwemeenden. De nagel van den bovensnavel is soms even breed als de snavel, dikwijls echter smaller. Het loopbeen is belangrijk korter dan de binnenteen, die naar verhouding langer is dan bij de zwemeenden. De achterteen is van een breeden huidzoom voorzien. Hetgeen omtrent het vederkleed bij de zwemeenden vermeld is, geldt ook voor de duikeenden; metaalglans in den vleugelspiegel komt slechts bij uitzondering voor. De seksen zijn verschillend gekleurd. De duikeenden bewegen zich slechts met moeite op het droge; zij zwemmen en duiken echter uitstekend. Bij het zwemmen ligt het lichaam van de meeste soorten diep in het water, dieper dan bij de zwemeenden; de staart steekt veelal niet boven het water uit, maar ligt op het water. Haar voedsel is meer van dierlijken aard en zij bemachtigen dit meestal duikende. Zij vliegen, op een enkele uitzondering na, snel en leven zoowel aan zeekusten, als op binnenwateren van alle werelddeelen. Zij nestelen op den grond of in boomholen en leggen een groot aantal witte of groen, groengrijs, geel of bruingeel getinte eieren. De donsjongen zijn geel of grijs met donkerder teekening op de bovenzijde of bijna effen bruin. In Nederland zijn 12 soorten waargenomen, die tot 7 genera behooren.

 

Tabel ter bepaling der genera.

1 staartpennen normaal, niet opvallend smal en stijf ........................................ 2
staartpennen smal en zeer stijf .................... Erismatura.
2 bevedering op de zijden van den snavel zich meer dan de halve snavellengte voor den mondhoek uitstrekkend .................... Somateria.
bevedering zich niet of minder dan de halve snavellengte op de snavelzijden uitstrekkend ........................................ 3
3 snavel evenlang als de kop, naar de punt toe versmald .................... Netta.
snavel korter dan de kop of bijna evenlang, niet naar de punt toe versmald ........................................ 4
4 snavel in het midden breeder dan hoog of even breed als hoog, neusgaten achter het midden gelegen ........................................ 5
snavel in het midden hooger dan breed, neusgaten in het midden gelegen .................... Glaucionetta.
5 nagel van den bovensnavel smaller dan de helft van de snavelbreedte .................... Nyroca.
nagel van den bovensnavel breeder dan de helft van de snavelbreedte ........................................ 6
6 snavel korter dan 30 mm .................... Clangula.
snavel langer dan 30 mm .................... Oidemia.
         

  1. Op p. 111 is verkeerdelijk Fuliginae gedrukt.