Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/349

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
191
 

Genus Nyroca Fleming.

 

Fleming, Philos. Zool. II, 1822, p. 260.

 

Snavel bijna evenlang als of korter dan de kop, gelijk van breedte over de geheele lengte of naar de punt toe breeder wordend, tamelijk plat, min of meer opwaarts gebogen. Nagel van den bovensnavel smaller dan de halve snavelbreedte. Neusgaten dicht bij den snavelwortel gelegen. Staart kort, wigvormig of afgerond, uit 14 pennen bestaand. Tot het genus Nyroca behooren 15 soorten, die in alle werelddeelen voorkomen en waarvan er 4 in Nederland aangetroffen zijn, 3 daarvan broedend.

 

Tabel ter bepaling der soorten.

1 snavel over de geheele lengte ongeveer gelijk van breedte, bijna evenlang als de kop ................................................................................ 2
snavel bij de punt breeder dan bij de basis, korter dan de kop .................... 3
2 vleugellengte grooter dan 195 mm .......... N. ferina.
vleugellengte kleiner dan 195 mm .......... N. nyroca.
3 vleugellengte grooter dan 210 mm .......... N. marila.
vleugellengte kleiner dan 210 mm .......... N. fuligula.