Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/390

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

214

 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 64.

Oidemia fusca (Linnaeus).

DE GROOTE ZEE-EEND.

Plaat 79: oud ♂, ♂ in overgang, oud ♀.

 

Anas fusca Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 123. Nozeman en Sepp, Ned. Vog. IV, 1809, p. 331, pl. 169. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 552. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 854, IV, 1840, p. 543. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 552, pl. 308. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 218, pl. 30, fig. 3, 4 en 4a.

Oidemia fusca, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 107. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 152.

Oidemia fusca fusca, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 132. Id. Jaarb. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 106.


Nederlandsche volksnamen: Bruine zee-eend; te Rotterdam: Zwarte noordsche duiker. Friesch: Greate'sé-dûker (de Vries).

Engelsch: Velvet-scoter.

Duitsch: Samtente.

Fransch: Double macreuse.

 

Beschrijving. Oud ♂. Zwart, kop en hals met zwakken violetten glans, lichaam met zwakken groenen glans; midden van den buik bruinzwart; onder het oog een halvemaanvormig wit vlekje; groote slagpennen zwart; buitenste kleine slagpennen en eindzoomen van de groote vleugeldekvederen wit, waardoor een witte spiegel op den vleugel te zien is. Iris wit; snavel achter de neusgaten een weinig verhoogd, zwart, punt van boven- en ondersnavel oranjerood, groote vlek onder elk neusgat oranjegeel; pooten aan de buitenzijde rozenrood, aan de binnenzijde oranje, vliezen zwart. Vleugel 275–285, staart 87–97, snavel 43–47, loopbeen 47–50 mm.

Oud ♀. Kop, hals, bovenborst, borstzijden, rug, schoudervederen, stuit, bovenstaartdekvederen, lichaamszijden, anaalstreek en onderstaartdekvederen donkerbruin, kop, hals en rug het donkerst; vederen van benedenborst en buik wit, min of meer met grijsbruin gevlekt of geband; tusschen snavel en oog en op de oorstreek een witte vlek of een aanduiding van deze; bovenvleugdekvederen donkerbruin; ondervleugeldekvederen donkerbruin, de middelste wit; groote slagpennen bruinzwart; buitenste kleine slagpennen en uiteinden van de groote bovenvleugeldekvederen wit, waardoor evenals bij het ♂ een witte vleugelspiegel te zien is; staartpennen donkerbruin. Iris donkerbruin;