Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
219
 
Orde ANSERIFORMES.
Familie ANATIDAE.
 

N°. 66.

Somateria mollissima (Linnaeus).

DE EIDEREEND.

Plaat 81: oud ♂, oud ♀ en donsjong.
Plaat 82: ♂♂ in overgang, jong ♂ en jong ♀.[1]

 

Anas mollissima Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 124. Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. II, 1820, p. 848, IV, 1840, p. 541. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58. p. 548, pl. 305 en 306. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 216, pl. 30, fig. 1 en 2.

Anas mollissima, Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 549.

Somateria mollissima, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 106. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 153. Van Pelt Lechner, Ool. neerl. II, 1910–'13, pl. 189.

Somateria mollissima mollissima, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 131. Id. Jaarb. no. 5. Club nederl. vogelk. 1915, p. 105.


Engelsch: Eider-duck.

Duitsch: Eiderente.

Fransch: Canard eider.

 

Beschrijving. Oud ♂. Voorhoofd, bovenkop, bevedering op den rug van den snavel, bovenrand van de zijbevedering van den snavel en streek om het oog zwart; langwerpige vlek midden op bovenkop, zijden van kop en snavel, kin, keel en hals wit; achterhoofd en zijden van den bovenhals zeegroen, waarin aan weerszijden een witte vlek; borst voor het grootste gedeelte wit met geelachtig rose tint; rug, schoudervederen en buitenste stuitvederen wit, de schoudervederen met geelwitte tint; stuit in het midden, boven- en onderstaartdekvederen, benedenborst, buik, anaalstreek en zijden van het lichaam zwart; bovenvleugeldekvederen, behalve de grootste, die zwart zijn, wit; groote slagpennen bruinzwart; buitenste kleine slagpennen zwart, de verlengde binnenste wit; ondervleugeldekvederen wit, die bij den vleugelrand bruingrijs met witte uiteinden; okselvederen wit, soms met eenigszins grijsbruine schachten; staartpennen zwartbruin. Iris bruin; snavel, helder olijfgroen, aan de punt lichter; pooten olijfkleurig bruingrijs, zwemvliezen zwart. Vleugel 280–306, staart 100–109, snavel 49–55, loopbeen 50–52 mm.


  1. De rechter bovenfiguur op plaat 82 is een jong ♂ en geen ♂ in zomerkleed, zooals op de plaat is aangegeven.