Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

14

 
Orde COLYMBIFORMES.
Familie PODICIPEDIDAE.
 

N°. 4.

Podiceps nigricollis (Brehm).

DE GEOORDE FUUT.

Plaat 6: oud ♂, ♂ in jeugdkleed, ♂ in winterkleed.

 

Podiceps nigricollis, Brehm, Handb. Naturg. Vög. Deutschl. 1831, p. 963. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 132.

Podiceps nigricollis nigricollis, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 138.

Podiceps auritus, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. V, 1829, p. 489, pl. 248. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 469. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 725, IV, 1840, p. 451. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 509, pl. 273. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 201, pl. 27, fig. 8 en 9.

Colymbus nigricollis, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 114.

Colymbus nigricollis nigricollis, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 109.


Nederlandsche volksnamen: Kleine zanddrijver (van Wickevoort Crommelin).
Engelsch: Black-necked grebe.
Duitsch: Schwarzhalssteissfuss.
Fransch: Grèbe à cou noir.

Beschrijving: Oud ♂. Kop, hals, voorste gedeelte van de borst, rug en stuit zwart, vooral op den bovenkop en aan den hals met groenen glans; teugels donker zwartbruin of zwart; verlengde oordekvederen geelachtig bruin; borst en buik wit; zijden van het lichaam roodbruin; anaalstreek grauw; groote slagpennen grauwzwart, aan de basis wit, de 4 binnenste grootendeels wit, alleen op de buitenvaan grauwzwart; kleine slagpennen wit, de binnenste grootendeels grauwzwart, evenals de bovenste vleugeldekveeren; onderdekvederen van de vleugels wit. Iris vurig rood; ooglid oranje; naakte teugelstreep zwartrood; snavel zwart; pooten groengrijs, onderzijde der teenen zwart. Vleugel 130—136, snavel 22—24, loopbeen 42—44 mm.

Oud ♀. Gelijkende op het oude ♂.

Winterkleed. Bovenkop, achterhals en rug grauwzwart; teugels en oordekvederen grijs; kin, keel en zijden van den bovenhals wit; voorhals en halszijden lichtgrijs; borst en buik wit; zijden van het lichaam en anaalstreek grijs; vleugels als in het prachtkleed. Iris geelrood; snavel grauw, aan de punt lichter en aan de basis van den ondersnavel vleeschkleurig; naakte teugelstreep donker vleeschkleurig; pooten aan de buiten- en bovenzijde olijfzwart, aan de binnen- en onderzijde geelachtig grauw.