Naar inhoud springen

Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/55

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

Familie COLYMBIDAE—ZEEDUIKERS.

 

De zeeduikers bezitten vierteenige pooten, waarvan de drie voorste teenen door volkomene zwemvliezen vereenigd zijn, terwijl de achterteen door een smal vlies met een huidzoom van den binnenteen verbonden is. Het loopbeen is rondom met zeshoekige schildjes bekleed, de teenen aan de bovenzijde met breede, dwarse schilden.
Colymbus stellatus, linkerpoot, 45 nat. gr.
 
De nagels zijn stomp en van gewonen vorm, niet plat en breed als bij de futen. Ook hier is het loopbeen sterk zijdelings platgedrukt en zijn de pooten ver naar achteren geplaatst en zijwaarts gericht; de beweging der pooten is geheel in overeenstemming met die der futen. De snavel is tamelijk lang en puntig. De korte, uitwendig goed waarneembare staart bestaat uit 16 à 20 pennen. In den paartijd dragen beide seksen een gelijkvormig prachtkleed, dat afwijkt van dat der futen, o.a. door het gemis van verlengde vederen aan den kop en het bezit van veelal opvallende teekening op den rug; de witte vederen van de onderzijde missen den satijnglans, dien men bij de futen waarneemt. De eieren, slechts twee in ieder legsel, zijn groenachtig bruin met donkergrijze en zwarte vlekken. De donsjongen zijn bruinzwart van boven en lichter van onderen; zij missen de karakteristieke streping aan kop en hals, die men bij jonge futen waarneemt. De familie der zeeduikers bevat slechts één genus.