Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
21
 
Orde COLYMBIFORMES.
Familie COLYMBIDAE.
 

N°. 6.

Colymbus immer (Brünnich).

DE IJSDUIKER.

Plaat 9: oud ♂ en ♀ in winterkleed.

 

Colymbus immer, Brünnich, Orn. Bor. 1764, p. 38.

Colymbus glacialis, Nozeman en Sepp, Ned. Vog. V, 1829, p. 485, pl. 246. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 597. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 910, IV, 1840, p. 571. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 499, pl. 266. ld. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 197, pl. 27, fig. 1. Colymbus glacialis glacialis, Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 136.

Colymbus imber, van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 133. Id. id. XXXII, 1910, p. 204.

Urinator glacialis, Albarda, Aves neerl. 1897, p. 113.

Gavia immer, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 109.


Nederlandsche namen: Imbervogel (Houttuyn, in Nozeman en Sepp).

Engelsch: Great northern diver.

Duitsch: Eistaucher.

Fransch: Plongeon imbrim.

Beschrijving. Oud ♂. Kop en hals zwart met groenen glans; midden op den voorhals en aan weerszijden van den hals iets lager een rij witte vederen met zwarte schachtstrepen; bovenzijde van het lichaam zwart met zwakken groenen glans, iedere veer met twee grootere of kleinere, langwerpig vierkante vlekken, die het grootst zijn op de schouderdekvederen; zijden van de borst en van het lichaam zwart en wit gestreept; onderzijde van het lichaam wit; vleugel- en staartpennen zwart; onderdekveeren van den vleugel wit. Iris donker roodbruin; snavel zwart met lichte, hoornkleurige punt; pooten aan de buitenzijde van het loopbeen en boven op de teenen olijfkleurig zwart, aan de binnenzijde van het loopbeen, de onderzijde der teenen en vliezen blauwachtig grijswit. Vleugel 340–375, snavel 70–86, loopbeen 89–98 mm.

Oud ♀. Gelijkt volkomen op het oude ♂.

Winterkleed. Bovenzijde van kop, hals en lichaam aschgrauw, op rug en schouders met grijze randen aan de vederen; zijden van kop, hals en lichaam bruingrijs; keel, hals en onderzijde van het lichaam wit, vederen van den hals met fijne grijze randen. Iris bruin; snavel grauw, rug van den bovensnavel donkerder; pooten aan de buitenzijde grauwzwart, aan de binnenzijde licht blauwgrijs.

Jeugdkleed. Overeenkomende met het winterkleed der oude voorwerpen. Snavel lichter grauw, meer grijsblauw met donkeren rug van den bovensnavel.