N°. 13.
Hydrobates pelagicus (Linnaeus).
HET STORMVOGELTJE.
Plaat 17: oud ♀.
Procellaria pelagica Linnaeus, Syst. Nat. ed. X, 1758, p. 131. Nozeman en Sepp. Ned. Vog. III, 1797, p. 245, pl. 126. Temminck, Man. d'Orn. 1815, p. 519. Id. id. 2e éd. II, 1820, p. 810. Albarda, Aves neerl. 1897, p. 96. Snouckaert van Schauburg, Avif. neerl. 1908, p. 118. Van Oort, Notes Leyden Mus. XXX, 1908–'09, p. 134.
Thalassidroma pelagica, Temminck, Man. d'Orn. 2e éd. IV, 1840, p. 514. Schlegel, Vog. van Ned. 1854–'58, p. 582, pl. 330. Id. Nat. Hist. van Ned. Vog. 1860, p. 229, pl. 33, fig. 2 en 2a.
Hydrobates pelagicus, Snouckaert van Schauburg, Jaarber. no. 5 Club nederl. vogelk. 1915, p. 108.
Nederlandsche volksnamen: Stormzwaluw. Friesch: Stoarmfugeltsje, ook wel Mok, Mallemok en Sémok (de Vries).
Engelsch: Storm-petrel.
Duitsch: Kleine Sturmschwalbe.
Fransch: Thalassidrome tempête.
Beschrijving: Oud. Bovendeelen bruinzwart, groote vleugeldekvederen met smalle grauwwitte randen; bovendekvederen van den staart wit met zwarte uiteinden, evenzoo de onderdekvederen; onderzijde zwartbruin; staartpennen zwart met witte basis; slagpennen zwart; onderdekvederen van den vleugel grauwzwart, min of meer van witte randen voorzien. Iris donkerbruin, snavel en pooten zwart. Vleugel 118–124, staart 59–63, snavel 10–11, loopbeen 23–25 mm.
De beide seksen, zoowel als jonge voorwerpen, dragen hetzelfde vederkleed.
Voorkomen en levenswijze. Het stormvogeltje komt tegenwoordig zeldzaam in het winterhalfjaar aan onze kust voor; slechts tweemaal in den loop van 14 jaren is mij een exemplaar voor het Museum toegezonden, beide doodgevlogen tegen een vuurtoren, op Schouwen en op Terschelling, in begin November 1912. In vroeger tijd, een halve eeuw geleden, scheen het meer voor te komen, vooral na stormachtig weer uit het noordwesten. Het komt als broedvogel voor op verschillende plaatsen aan de kust van Groot-Britannië en Ierland, o.a. de Scilly-eilanden, de kust van Wales, van Ierland, van Schotland, de Orkaden en de Shetland-eilanden, verder op de Faröer, op de Normandische eilanden, op de kust van Bretagne en de daarvoor gelegen eilanden, en ook op enkele plaatsen aan de kust en op de eilanden van het westelijk deel der