Pagina:Ornithologia Neerlandica 1.djvu/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
42
FAMILIE PROCELLARIIDAE — STORMVOGELS.

Middellandsche zee. Het is in het geheele noordelijke deel van den Atlantischen oceaan waargenomen, van de kusten van Noord-Amerika en Groenland, IJsland en Noorwegen, ook in de Noordzee, tot bij de Canarische eilanden en Madeira, en aan de Afrikaansche kust tot aan de Kaap en zelfs bij den mond van de Zambesi in Oost-Afrika. Deze kleine vogeltjes, die in de vlucht eenigszins op huiszwaluwen gelijken, leven in volle zee mijlen ver van de kust verwijderd; zij vliegen laag over de golven, zelfs bij het hevigste stormweder, en soms zoo dicht boven de oppervlakte, dat zij met de pooten het water raken en het den schijn heeft of zij met trippelende pasjes over de oppervlakte loopen. Zij volgen dagen lang de schepen en azen op voedsel, dat over boord geworpen wordt. Bij de zeelieden zijn zij bekend onder den naam van petrels, bij de Engelsche matrozen speciaal als „Mother Carey's Chickens", en worden dikwijls als voorboden van storm beschouwd. Hun gewone voedsel zijn waarschijnlijk kleine kwallen en traanachtige stof, aan de oppervlakte van de zee drijvende. Het stemgeluid van het stormvogeltje hoort men zelden, alleen op de broedplaatsen; het klinkt als een zacht „wied" dikwijls voorafgegaan en gevolgd door een gorgelend keelgeluid. De broedperiode begint in Juni, doch soms worden nog in September eieren gevonden. De broedplaatsen zijn steile rotskusten met geringe grasvegetatie, waar de nesten, uit eenige grashalmen bestaande, tusschen rotsblokken, in spleten of in oude konijnenholen, soms in door de vogels zelf gegraven holen, die dikwijls een meter lang zijn en in horizontale richting loopen, gemaakt worden. Zij leggen slechts één ei, dat wit van kleur is, aan het stompe einde van een krans van zeer fijne donkerbruine stipjes voorzien. De eieren zijn kort-ovaal van vorm, 26,5–29,8 mm. lang en 20,7–22,3 mm. breed, volgens Rey. Het donsjong is grijsbruin en wordt door de ouders met olie, die zij in den bek van het jong uitbraken, gevoed. Op de broedplaatsen ziet men overdag de stormvogeltjes niet vliegen; zij zijn daar ook alleen 's nachts in de weer. Wanneer de jongen volwassen zijn verlaten de vogels de broedplaatsen en komen er niet terug voor het volgende jaar.