Pagina:Peregrinaggio di tre giovani figliuoli del re di Serendippo.djvu/158

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ze liepen naar hem toe, zoals hun was opgedragen door Giassemen, begroetten hem met gepaste eerbied en kusten zijn handen. Maar de Koning die door dit alles stomverbaasd was, leek ze te herkennen en zei tegen zichzelf: "Lijkt het er niet op dat ze werkelijk mijn vrouw is, en dat de andere alleen haar eerste echtgenoot Feristeno kan zijn, die ik in zee had laten gooien? En als dit niet het geval is, dan moet ik echt dromen.”

Giassemen, die deed alsof hij niets had opgemerkt, zei: "Sire, alstublieft, waarom bent u zo in gedachten?" De Koning die wilde weten wat hij had gezien, antwoordde hierop: “Ik herinnerde me net iets waarvoor ik onmiddellijk naar mijn paleis moet terugkeren. Maar ga hier niet weg, want ik ben snel weer bij u." Na dit gezegd te hebben, vertrok hij onmiddellijk.

Giassemen realiseerde zich dat hij naar Giulistano wilde gaan om te zien of Giulla daar was. Dus hij had haar omgekleed in dezelfde kleren die ze eerder aan had en leidde haar via de geheime tunnel naar haar verblijf. Niet lang daarna arriveerde de Koning en toen hij de jonge vrouw daar vond, waren er geen woorden genoeg om te beschrijven hoe verrast hij was. En nadat hij een poosje bij haar was gebleven, verbaasd en vol verwondering, verlangde hij er mateloos naar het jonge paar dat hij eerder had gezien, weer te zien en keerde hij terug naar het paleis van Giassemen, waar Giulla voor hem was aangekomen.