Pagina:Peregrinaggio di tre giovani figliuoli del re di Serendippo.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Onder hen was onze meester die me vond toen hij mijn jammerlijke stem volgde. En bewogen door mededogen maakte hij me los, kleedde me in zijn eigen kleding en nam me mee naar zijn onderkomen. Daar ondervroeg hij mij over wat ik had gedaan en welk groot ongeluk mij was overkomen. Maar ik vertelde hem niets anders dan dat mijn enige bezigheid muziek was geweest. Dus vroeg hij de herbergier om een luit te brengen en plaatste die in mijn handen. Begeleid door muziek, verrukte het lied hem, en hij accepteerde me als zijn dochter. Hij neemt me overal mee naartoe en laat me optreden zoals je ziet. Maar ik kan niet vergeten hoe gelukkig ik was toen ik bij mijn Heer was en dat ik nog steeds hartstochtelijk van hem houd. Elke keer als ik de luit in mijn hand neem, voel ik me zo opgewonden en wil ik mijn Heer zoveel plezier schenken, dat ik vele oprechte en bedroefde zuchten slaak. Daarom smeek ik u ten zeerste, nadat ik u de oorzaak van mijn pijn heb verteld, mij elke remedie te geven die u maar kunt.”

Nadat de jonge vrouw deze woorden had uitgesproken, was ik zo ontroerd door medeleven met zo'n ernstige tegenslag dat ik mijn tranen niet kon bedwingen. Ik beloofde haar dat ik met alle macht een remedie moest vinden voor haar ernstige verdriet. Met de aanwijzingen die ze me had gegeven, was ik bereid haar Heer te zoeken en hem te laten weten dat ze, ondanks de wrede dood waartoe hij haar had veroordeeld, nog steeds hartstochtelijk van hem hield.