Novella 1 - Maandag
IN het land Becher woonde een wijze en behoedzame Moslimkeizer die vier vrouwen had: een was de dochter van zijn oom en de andere drie waren dochters van grote vorsten. En omdat hij een zeer geleerde man was, verleende hij veel gunsten en grote tekenen van genegenheid aan getalenteerde mannen. En wanneer hij vernam dat zulke mannen toevallig in zijn land waren, werden ze door hem geëerd met prachtige en rijke geschenken. Daarom was er altijd een groot aantal van zulke mannen om hem heen met wie hij tijd doorbracht, wanneer hij vrij was van openbare taken, en verschillende en deugdzame onderwerpen besprak. Op een dag had hij een gesprek met een uitstekende filosoof, die naar verluidt eindeloze wetenschappelijke kennis had over de prachtige en bewonderenswaardige wonderen van de natuur. Hij vroeg of hij hem enige wonderbaarlijke bevindingen wilde vertellen, aangezien hij mocht geloven dat hij vanwege zijn hoge leeftijd en uitgebreide kennis van hem enkele opmerkelijke dingen kon leren.
Hierin vergiste hij zich niet, want de filosoof die hem graag een plezier wilde doen, zei: “Sire, aangezien ik uw verlangen zie om meer te weten te komen over een wonderbaarlijk geheim van de natuur, wil ik u iets vertellen dat ik nog nooit eerder in mijn hele leven heb gezien, noch zoiets belangrijks heb geleerd. Nog niet zo lang geleden was ik toevallig in de westelijke landen, waar ik naar toe gegaan was wat te leren, omdat men mij had verzekerd dat er in deze landen veel mannen leefden met een hoog en nobel intellect.