Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/263

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 126 —

Klokjes-gentiaan.—Gentiana pneumonanthe.

Ist denn ein Menschenaug' nicht werth zu blicken in ein Blumenantlitz,
Trübt Menschenmundes Hauch den heil'gen Gottesfrieden dir, in dem du athmest?

Zoo vraagt Hamerling in zijn gedicht, Vor einer Genziane, als hij ziet, hoe de bloem zich sluit en haar prachtig blauw als voor des menschen oog verbergt. Wij zullen het er maar op wagen en onze sierlijke blauwe klokjesgentiaan flink in 't aangezicht zien, dat zij vaak reeds in Juli in den zonneschijn op heideachtigen zandgrond, als haar bloemen fleurig openstaan, aan elken voorbijganger vertoont.

Die bloem is hier echt het glanspunt van de plant, wier kruiswijs op vrij groote afstanden van elkaar aan den kantigen stengel staande lange smalle gaafrandige bladeren met omgeslagen rand, zittend en een klein weinig stengelomvattend, er vrij onbeduidend uitzien. Maar uit hun oksels rijzen de prachtige bloemen omhoog, en op den top van den stengel staat forsch en krachtig rechtop de meest ontwikkelde bloem van de vier of vijf, die aan één der zijstengels gezeten zijn van den in den grond verborgen hoofdstengel. Zij wordt als in een vliezigen beker gedragen door den kelk met zijn vijf lange smalle tanden, naar buiten gebogen, als om voor dit koninklijk Florakind ruimte te laten.

Staat de bloem, met haar lange klokvormige buis en haar vijflobbigen zoom met toespitste lobben, waartusschen telkens een kleiner tandje, wijd open, dan ziet ge dat deze Gentiaan geen schubbetjes in de keel der kroon heeft als andere van haar geslacht. De vijf stevige meeldraden met forsche lichtgele helmknoppen staan in de keurig gedraaide knop eerst elk afzonderlijk, de helmknoppen springen naar buiten open en op 't lange vruchtbeginsel zijn de twee stempels nog niet verdeeld. Tegen dat ze rijp zijn, buigen de helmknoppen zich naar elkander en liggen tegen den stamper aan en tusschen hen door groeien de zoo goed als zittende stempels, die zich een halven centimeter boven de helmknoppen schroefsgewijze omrollen. Daar het naar buiten vallende stuifmeel hen dus niet rechtstreeks bereikt, schijnt het, of deze protandrische bloemen op kruisbestuiving zijn ingericht, terwijl in tegendeel juist zelfbestuiving veel bij haar voorkomt. De bloem sluit zich namelijk telkens gedurende haar groei, waarbij de vijf groene strepen aan haar buitenkant het teeder blauw beschutten en doet dat op die eigenaardige draaiende manier, waardoor de bloemkroon op verschillende plaatsen met de stuivende helmknoppen in aanraking komt. Zijn nu de stempels omgeslagen, gereed tot ontvangst van het pollen, dan is de kroon zes à zeven millimeter gegroeid en zij is het, die, bij een harer volgende sluitingen, 't stuifmeel uit de eigen bloemen op de stempels brengt.