— 127 —
Wambuisknoopen.—Centaurea jacea.
Niet zoo mooi als de Blauwe korenbloem, Centaurea cyanus, maar toch fraai en belangwekkend is deze purperen Centaurea jacea, die evenals een derde soort, de Centaurea nigra, die echter nóg algemeener is, niet tusschen 't koren juist, maar aan wegen en dijken veelvuldig voorkomt.
De bloemhoofdjes bevatten alleen buisbloempjes en door de paarse kleur, die ook bij distels zoo vaak voorkomt, zou men, vooral in 't begin van den bloei, want later staan de buitenste en grootste bloempjes daarvoor te ver naar buiten, de plant voor een van deze kunnen houden. Dit komt ook door dat het omwindsel stekelig lijkt, want de blaadjes daarvan hebben aan hun top eigenaardige gewimperde aanhangseltjes, doch al zijn de langwerpige, oningesneden bladeren een beetje ruw en is de gesleufde stengel stram en stevig, men kan de plant plukken zonder gevaar zich te steken.
De bloemhoofdjes maken, zelfs als zij nog knop zijn of reeds zijn uitgebloeid, en dan de gladde geheel van vruchtpluis verstoken vruchtjes tusschen de lange strooschubben bevatten, een aangenamen indruk, en elk bloempje afzonderlijk niet minder, met zijn vrij lange 5-spletige purperen kroon, waarboven de buis der 5 aaneengegroeide helmknoppen uitsteekt, terwijl daaruit weer de stempel te voorschijn komt, van buiten meest bepoederd door het uit die helmknoppen meegenomen stuifmeel. Een prikkelbaarheid der helmdraden, zoodat ze zich bij insectenbezoek of als gij er met uw pincet even aanraakt, samentrekken en de helmknopjes naar beneden doen schuiven, als bij Centaurea cyanus, hebben wij bij C. jacea niet opgemerkt, evenmin als bij C. nigra.
Deze laatste verschilt van de hier afgebeelde soort slechts zeer weinig en wordt er niet zelden mee verward. Het eenige kenmerkende verschil, waarop te bouwen valt, schijnt te zijn dat bij deze een duidelijk ofschoon zeer kort vruchtpluis te zien is, wat, zooals gezegd, bij C. jacea geheel ontbreekt.