Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/267

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
— 128 —

Sint-Janskruid.—Hypericum perforatum.

In trossen van groote gele bloemen, op 't eerste gezicht aan Lysimachia vulgaris herinnerend, prijkt Hypericum perforatum in milden overvloed op onze zandgronden. Ja, en ook op heidegronden, want hoe zou het anders de eer van zijn naam ophouden? Die naam toch komt van de Grieksche woorden hypo „tusschen" en ereikè „heide", zoodat „tusschen heideplanten groeiend" zeker een op de plant toepasselijke qualificatie zal zijn. Zoo is het ook, maar toch, behalve op heide en zand, heeft men 't Sint-Janskruid ook op bouwland in veenstreken en langs grazige wegen. De soortnaam perforatum is ook alleraardigst gepast, want de lange, smalle, groene blaadjes, kruisgewijs aan den stengel en de takjes in rijken overvloed bevestigd, zijn door oliekliertjes doorschijnend gestippeld; vooral aan 't boveneind van de blaadjes kan men, als men ze tegen 't licht houdt, duidelijk die heldere stipjes waarnemen. Bij een andere soort, de lage Hypericum humifusum, die zulke mooie kleine gele sterretjes te zien geeft, is die stippeling alleen aan de bovenste bladeren zichtbaar.

Elk bloempje der veelbloemige bijschermen bestaat uit vijf wijduitstaande kroonbladen, die hier en daar heldere plekjes vertoonen, waar het celweefsel dunner is, en waardoor zij van binnen hier en daar gestippeld worden, terwijl zij van buiten zwart gestreept zijn. In het midden prijkt een groote kwast of pluim van wijduitstaande fijne meeldraden met sierlijke kogelvormige, bewegelijke helmknoppen. Deze meeldraden zijn in bundeltjes vereenigd; ze zijn veelbroederig, maar hier is de onderlinge aanhechting slechts aan den voet op te merken; drie afzonderlijke kwastjes staan om het vruchtbeginseltje, welk laatste drie forsche wijd uiteenstaande stijlen draagt en tot een driehokkige doosvrucht zich ontwikkelt. De meeldraden zijn ongelijk van lengte, de middelste en langste komen het laatst tot ontwikkeling en kunnen dan nog voor de bestuiving zorgen van den stempel, wiens naaste buren ze zijn.

De kelk heeft vijf vrij groote, zeer puntige gaafrandige slippen. Nog dient ter herkenning van onze Hypericum gelet op de twee verheven strepen aan den stengel.

In zake bijgeloof heeft deze plant haar rol gespeeld; zij wordt in heksenprocessen wel genoemd en aan de op Sint-Jan geplukte takken werd een bezwerende macht toegeschreven, die booze geesten verdreef.


v. U. en B. , Plantenschat. 9.