Guldenroede.—Solidago virga aurea.
Hoog en krachtig prijkt de Guldenroede in boschrijke streken, bijna als een klein heestertje eruit ziende, met de fier rechtop staande overrijke trossen van gouden bloemen. Onwillekeurig gaan bij 't zien der gele massa even uw gedachten uit naar Hypericum perforatum, die in zandige streken zoo mildelijk bloeit, maar even toekijkend, bemerkt ge terstond hier met een Composiet te doen te hebben, een, die met betrekkelijk weinig straalbloemen pronkt en een daaraan evenredige, ook niet overtalrijke hoeveelheid schijfbloempjes heeft. Zoo algemeen als Hypericum is deze Guldenroede niet en zelden vindt men ze in talrijke groepen bijeen.
De tros, die onze afbeelding te zien geeft, is, hoewel er reeds een overvloed van bloemen aanwezig zijn, toch nog bescheiden. Van boven vindt men bijna zittende kleine blaadjes met fijnbehaarden rand tusschen de bloemhoofdjes, terwijl lager aan den stevigen, met korte afstaande haartjes bedekten stengel grootere lancetvormige bladen met gevleugelden steel verspreid zijn geplaatst, en heel beneden de langgesteelde ovale wortelbladen een plaats vinden. In de bladen liggen de nerven eenigszins verdiept als bij Teucrium en Salvia.
Maar de bloem met zijn schutblaadje aan 't korte steeltje gedragen, is ook nu weer 't glanspunt bij dit florakind. Als in een bekertje draagt het omwindsel, uit eenige dicht opeengelegen dakpansgewijze geschaarde rijen blaadjes bestaande, den parelenden overvloed. Zie hoe de acht of tien lintbloempjes zich sierlijk krommen over den rand. Ze zijn vrouwelijk en wachten hun bestuiving van de tweeslachtige buisbloempjes. Vandaar dat de meest aan den rand geplaatste leden van de groep dier keurige klokjes met hun fijn omgeslagen slipjes zich zijwaarts ombuigen, als om de buren van hun stuifmeel te doen profiteeren. Als ge zoo'n rijken tros der Solidago bij u hebt staan, raakt ge letterlijk niet uitgekeken, want in alle stadia treft ge er bloempjes aan, gesloten kroontjes, die nog de helmknoppenbuis omgeven, stempels, die pas zich door die laatste heen hebben gewerkt, duidelijk gespleten stempels en bruin verlepte bloempjes, die u den weg wijzen naar de geribde rolronde vruchtjes met hun niet vedervormig vruchtpluis op den ongeschubden kalen bloembodem. In afwijking van wat men gewoonlijk bij trossen opmerkt, vonden wij soms de bloemhoofdjes aan den top der afzonderlijke trossen het eerst uitgebloeid.