Haagwinde.—Convolvulus sepium.
De losse sierlijkheid der heerlijke melkwitte Windekelken wordt eigenlijk door niets in onze flora geëvenaard. Tusschen de bloemrijke lianen, die zich slingeren om de reuzenboomen van een tropisch oerwoud, zou zij niet misstaan, deze teere wijdgeopende klokbloem, die zoo kloek zich slingert door heggen en kreupelhout, maar die bij de minste aanraking van eens menschen hand flets en treurig zich dichtvouwt en slap wordt, alle schik in haar leven verliezend, als ge haar ontrukt aan haar eigenlijke sfeer.
Wat deze Haagwinde, behalve de grootte der bloem, typisch onderscheidt van de bij ons even algemeen voorkomende Akkerwinde, zijn de twee sterk in 't oog vallende schutbladen, groot en hartvormig, die op losse sierlijke manier den knop geheel insluiten, doordien hun topjes elkaar van boven raken. De vijf fijne langpuntige kelkbladen blijven daardoor een bleekgroene kleur behouden, ook als zij in volle staatsie de forsche witte bloem dragen. Wat kunt ge daarbinnen alles mooi onderscheiden, de vijf meeldraden met hun lange van onderen opensplijtende helmknoppen, die er, als ze open zijn, daardoor gaan uitzien als een pijl, en den stamper, gezeten op die aardige vleezige oranjekleurige schijf, die zich gemakkelijk laat wegnemen, waardoor ge nog duidelijker het kegelvormige zachtmelkwitte vruchtbeginsel ziet en den harigen stijl en de twee uiteenstaande flinke stempels.
En met dat gracieuse van dit bloemenkind is de vorm der bladeren in overeenstemming; sierlijke lijnen en buigingen en rondingen leiden naar den spitsen top, terwijl aan den pijlvormigen voet de slippen zijn afgeplat. Zij zijn aan vrij lange stelen geplaatst aan den linkswindenden stengel en hun fijne veelvertakte adering kunt ge duidelijk volgen. Laat ons hem in eere houden, onzen Convolvulus sepium, een der weinigen van zijn familie, die wel ons land willen eeren door er zich te vestigen. Van de 858 soorten toch der Convolvulaceeën, meest in tropische landen te huis, komen er 32 in Europa en slechts 7 in ons land voor, waarvan 4 van het geslacht Convolvulus en 3 van het genus Cuscuta.