Pagina:Plantenschat - inleiding tot de kennis der flora van Nederland (1898).djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 30 —

Lieve-vrouwebedstroo.—Asperula odorata.

Zonder te weten, dat het ook in de bekende west-indische tonkaboontjes aanwezige coumarine den lekkeren geur gaf aan de welriekende bloemen en vooral aan de gedroogde bladeren van dit plantje, hadden wij reeds als kinderen een groote voorliefde voor de groene bladerensterren, die we droogden in de meest geliefde prentenboeken en in de Kindercourant, en waarvan nog later dikwijls een takje verdwaald is geraakt in leer- en studieboeken. Weer later leerden wij den geur in de Meiwijnbowl kennen en nu in dat verband de alcohol hem voor ons absoluut ongenietbaar heeft gemaakt, nu kan toch nog van 't plantje groot genoegen voor ons uitgaan, als we in 't bosch, onder beuken vooral, het zijn bescheiden en beschaduwd plaatsje zien innemen.

De witte in schermen geplaatste bloempjes met het nauwelijks zichtbare kelkje, zijn trechtervormig met vier slipjes, ze hebben vier meeldraden, die op de kroon zijn geplaatst, en een juist daartusschen en iets lager geplaatsten stamper. De rijke honigvoorraad onder in het bloempje leidt tot druk bezoek van insecten, die naar gelang zij van de ééne of de andere zijde van den stempel hun snuit erheen voeren, den onder- of den bovenkant van dat lichaamsdeel òf met de meeldraden òf met de stempels in aanraking brengen, een voor kruisbestuiving zeer geschikte omstandigheid.

De bladeren, met duidelijk stekelpuntje, zijn gelijk van vorm en grootte in ieder kransje van zes, zeven of acht blaadjes, zoodat alleen bij nader onderzoek blijkt, dat we hier twee tegenoverstaande bladeren en hun annex van steunbladeren hebben. Het groen blijft, onder afvallend beukenloof beschut, den heelen winter fleurig; het gaat echter zelfs in den zomer kwijnen, als men het aan den zonneschijn blootstelt, door den boom die het in de schaduw stelde, te vellen. De geur der drogende bladeren is dezelfde als die der bloemen; konijntjes en hazen zijn er niet op gesteld; zij laten het plantje staan, ook om de kalkkristallen of raphiden, die in de cellen zijn vervat en misschien ook om de met de loupe en ook op 't gevoel zeer duidelijk waar te nemen stijve haartjes aan den rand der bladeren. Het vierkante stengeltje is aan alle zijden gegroefd.

De vruchtjes, kleine ronde kogeltjes op de aardige steeltjes der schermen, zijn bezet met stijve haakvormige borsteltjes; 't zijn splitvruchtjes, die in tweeën uiteenvallen.