Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wolk! en hoe 't daarna weer over last wordt met het kraaiend zonnegoud! Heja! Heja! En et teekenen bliksemde in zijn vingeren, maar bij God, geen papier, niets dan daar een verken! En met een stuk blauw krijt teekende hij vlug, hartstochtelijk en duidelijk, op den rozen rug van een luiliggend verken, dit gulden galjoen, dat statig naar de geurige morgenlanden dreef. „Maar dat houden die vetlappen niet tegen!" sakkerde hij, gonzend van geluk, toen hij zag, hoe goed het geteekend was.

6




De korenoogst was binnen, en nu was 't kermis in de streek, en feest en rijstpap in de woningen der Dikken. De Mageren gingen in de processie en offerden kaarslicht om ook dik to mogen worden. Bijzonderlijk was het feest op de Spekhoeve bij Kwabberbil. Er wiegde een St. Martienusvlag. uit het zoldervenster. Al de Dikken der andere dorpen in den ronde, waren door de Dikken van de Spekhoeve uitgenoodigd om to komen bikken en slikn. En ze waren gekomen in hun huifwagens, dat de assen kraakten van het familiegewicbt. Van uit de kermiskamer, waarvan deuren en vensters open stonden, galmde het lawijd en dreven de verleidende stoverijen geuren in Pieter zijnen neus. Hij zat onder het afdak bij de vadsige verkens, die zich in de koperen septemberzon lieten stoven. Terwijl ze daar binnen de tafelweelde op van rivieren bieren en wijnen in hunnen tonbuik deden verdwijnen, en het er zoo inpersten, dat d'olie drupte