Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/82

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij verandert zijn houding niet. Hij trapt in de sneeuw. Huizen schuiven voorbij; Hij gaat een straat uit, een andere in. En daar valt hij, zoo groot als hij is, voorover in de sneeuw. Maar 't is - om den grond van Antwerpen te kussen.

3



Ginder stompte de S. Jacobstoren in den hemel; en verder, boven andere torens en daken uit, rees de slanke gestalte van O.L. Vrouwentoren, onder 'nen sluier van vallende sneeuw. Toen viel de schrik als een Taken van hem of! En nu had hij ineens honderd oogen to kort. Hij ging als aangezogen naar then toren door een smalle, donkere straat, waarvan de hooge huizen boven zoo dicht bij elkaar kwamen, dat ge van uit de zoldervensters gemakkelijk op elkanders gezicht kondt kletsen.



Bijna geen mensch in de stilte van de sneeuw, alleen enkele vrachtsleden met veel bellen aan de paarden. Alles was nieuw voor hem; hij zag omhoog, opzij en achterom. Maar toen hij nu weer achterom zag, kwamen daar vier soldeniers aan, voorafgegaan door 'nenn langen vent in 'nen berenpels. Hij kende hem op ne sibot. „Baskwadder! 't Is 'ne verrader.... hij heeft mij hakend, ze komen mij halen...." Het was om dood te vallen van schrik. Hij sloeg d' hand op den schapulier en probeerde zich tot lucht te maken. Hij ging stijf en smal voort. Achter hem rinkelde het ijzer van de soldeniers. Z' hadden zoo maar hunnen arm uit to steken.... 't Was juist aan een herberg, „In de drie Vreugdekes." En hij ineens, als naar een verlossing, er binnen. Naar de soldeniers kwamen ook binnen, achter hem! Hij liet 'nen kreet, en meende al op zijn knieft to vallen. Maar Baskwadder wees naar 'nen blond-gebaarden man, die daar tegen een oude vrouw aan