Pagina:Proteus, ofte, Minne-beelden verandert in sinne-beelden (IA proteusofteminne01cats).pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Langt hier, wat dienstig is voor onse jonge dieren!
Dit sprack hy, en met een soo greep hy mijn papieren,
Hy bontse met de pees van zijnen boogh te hoop,
Een seyde: Vaert nu wel, en steld’et op den loop.
Wat was’er om te doen? eylaes, ick moest’et lijden,
Ic dacht in mijn gemoet, ic wil den lecker mijden;
Ic vreesde sijn geweer, dat, schoon al is’et kleyn,
My dickmael heeft geraeckt tot aen het innig breyn.
Daer streeck de jongen heen met al mijn oude stucken,
En ging het meerendeel in haesten laten drucken;
Hy voegder platen by, en oock sijn eygen beelt,
Waer door hy menigmael de jonge sinnen steelt.
Doch, naer ick was bedaert en hy nu wegh gevlogen,
Doen riep ick overluyt: de lecker is bedrogen;
Want of hij schoon al greep uyt zijn geheele macht,
Ten salder vry niet zijn gelijck hy heeft gedacht;
Want mits hy besig was om diep genoeg te tasten,
Soo nam hy dingen meê die hem toch niet en pasten,
Hy meynde gansch het boeck was voetsel aen de min,
Maer neen, vriendinnen, neen; daer schuylt wat anders in.
Men vint’er niet alleen de malle jeught beschreven,
Daer is oock nutte leer tot al het vorder leven;
Want na het apen spel van Venus dertel wicht,
Soo gaet het tweede deel tot aen den zeden plicht;
Het derde leyt den gront om hooger op te rijsen,
En gaet de reyne ziel tot haren Schepper wijsen,
Verfoeit den lossen waen, en, door een stil gesucht,
Klimt uit dit nietig stof tot boven in de lucht.