Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/183

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 178 —

onder brengen, dogh dat hy daarin verhindert werd door Labeo die door den bystand der Tongri, Bethasii ende Nervii alreeds de brug over de Maas had in bezit genomen[1], brug waarin wij niets anders kunnen ontdekken dan die, welke Strabo in zyn tyt by de Tongenaren had zien maken en die gelegen was op de Maas tussen het gebied der Segni en der Tongri, aan den grooten wegh dien Agrippa had aangelegd en waarby Drusus een fort had gebouwd. Bij deze brug, die tot overtrek over de rivier diende, verzamelden zich eenige landbewoners tzy voor handel of voor lijfsbehoud en vormden er een dorp dat de naam van Trecht of Maastrecht ontving. De H. Maternus bouwde er tot onderrigting der bewoonders, die men Maaslanders noemde, eene christelyke bidplaats.

Het Romeynsche ryk, al te uytgestrekt om door eene persoon gemakkelyk geregeerd te worden, werd verdeeld tussen Diocletianus en Maximianus, aan welken laatsten Gallië ten deel viel. De schryvers getuygen dat onder de regering van Maximianus vele forten, kasteelen ende steden, daar veel krygsvolk in konde verborgen worden, in Gallië werden opgerigt[2], en dat Genebon, legerhoofd der Franken, aan wien Probus alreeds eene bezitting in Gallië geschonken had, zyn ryk in de Battaafsche eylanden vestigde.

Verder heeft de Regering van Maximianus, zoowel als die van zyn opvolger Constans-Clore niets opmerkenswaardigs voor deze landen dan alleen dat deze laatste ons een zoon heeft nagelaten in Keizer Constantyn-den-Grooten, die op verzoek zijner moeder Heléna en tot

  1. Civilis societale Aprippinensium suctus, proximas civitates affectare, aut adversantibus bellum inferre statuit.....Sed Claudius Labeo Tongrorum, Bethasiorum et Nerviorum tumultuarià manu restitit fretus loco, quia pontem Mosae fluminis anteceperat. Tacitus Lib. 4 §66.
  2. Non castellis atque burgis modo sed et eliam oppidia, magnis militaribus copiis fuisse hoc tempore munitas imperii fines. Zozim: Lib.2.