Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 176 —

Het zoude te langh wezen de gruweldaden op te noemen die zy heinde en ver bedreven; wy zullen alleen aanmerken, dat tot vereffening der zaken Julianus de Apostaat aan de Franken een verblyf heeft toegestaan in Toxandrië [1] en Honorius aan de Bourgondiërs tussen de Somme en de Rhone sturende de Gohten over de Garonne naar het land der oude Aquitynen.[2]

Gallië door deze maatregelen voor eenigen tyt tot rust gebragt, beproefde op nieuws dat de rampen voor haar bestemd nogh niet geeyndigt waren. De Hunnen deden eenen inval in het land onder het bevel van den barbaarschen Attila, geesel van den Allerhoogste, die vol ambitie en bloedzught den Ryn overtrok, het Triersch gebied overweldigde, de stad Metz innam en het beroemde Octavia, hoofdplaats der Tongenaren dusdanigh vernielde, dat deze stad in een puinhoop veranderd werd [3], gelijk dat, naar men verhaalt, door den vromen bisschop Servatius voorzegt was geworden, die dan ook in het vooruytzight dezer onheylen steeds in 383 zyn bisschopsstoel van daar naar Maastricht had overgebraght, alwaar hij kort daarop stierf en neffens de bidplaats van Maternus begraven werd.

Een strooptogt met een dus lukkenden uitval bekroont, kon niet anders dan den moed en de zucht van Attila versterken om gansch Gallië onder zyn juk te brengen. Wel overtuygd dat de geheelheyt der Gallische volkeren niet wel te overwinnen was, zoght hy ze door alle listen van elkander te scheyden en de Gohten, die hy voor de kloeksten hield tot zyne zyde over te halen. Maar gelukkig was de Romeynsche veldheer hem voorgekomen; hy had deze

  1. Ammianus-Marcell Lib. 17 .—Mantels, bist. Loss, cap. I.
  2. Annales Trev. adannos 358, 413, 414 .
  3. Hunni transacto Rheno Metis civitatem concremant Treviros diripiunt, Tongrense devastant territorium. Amm. Marc Lib 166. Sigisbert ad ann 453 Exsissa Octavia nobilissima Tongrorum civitas et sub favillis sepulta. Annal Trev. ad an. 451.