Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/241

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

OPKOMST EN VOORTGANG DER STAD MAASTRICHT.



TWEEDE DEEL.



Capittel I.

Koninghryck Austrasie.


Clovis liet stervende vier zoonen, die zyne staaten onder sigh verdeelden, in het leven. Een dier zoonen, by name Theodorik, kreegh voor erfdeel het koninghryk van Austrasië, dat in zyn omtrek onderscheydene gewesten bevatte van Gallië eygentlyk genoemt, die ieder in districten of kleyne volkeren, Pagi geheeten, verdeelt, door graven geregeert werden en daaraf den naam van graafschappen voerden[1]; alle onderworpen aan het oppergesagh van den Koningh of diens hofmeyer, die met souvereyne maght te werk ging.

  1. De Graaf, wiens naam waarschijnlijk van het grieksch woord γράψτε (schrijven) afkomt, was een ambtenaar, die meestal onder het gezag van eenen Hertog werkzaam was en door den koning of diens hofmeyer, uit eene der rijkste en aanzienlijkste geslachten van den lande gekozen werd. Hij stond aan het hoofd van het burgerlijk en geregtelijk bestuur van zijn kreits, was er aanvoerder van den hearban en belast met de handhaving van den landvrede. Zijne bezoldiging bestond uit het derde deel van alle boeten en uit beneficien. In Hasbanië en elders werden de graven naar gelang hunner distrikten, in comites fortiores of majores en in mediocres of minores onderscheiden. De kleinere graven stonden meestal onder het gezag der grooteren en werden daarom ook vicarii of vicecomites genoemd. Een graafschap werd verder in hoenschappen of centenae verdeeld. De door den graaf benoemde hoen, honderdman of centenarius, sprak in zijnen sprengel regt over geringe strafzaken en was belast met de policie en de uitvoering der grafelijke voorschriften. Uit den hoen—de type van onzen lateren schout, scholtis of schuldeischer—zijn van lieverlede meerdere erfheeren onzer dorpen gesproten, terwijl de hoenschappen in banken en heerlijkheden omgeschapen niet weinig hebben bijgedragen tot het vormen en afpalen onzer tegenwoordige parochiën en platte lands gemeenten.
    (J.H.)