Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/279

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 261 —

tueerde declaratie van keyzer Hendrik IV, het graafschap Maastricht (voor zoo veel het de jurisdictie van het gereght der Leemcuylen of Vroenhoff betreft), geene andere dorpen bevatte als: Wilre, Montenaken, Volne of Heukelom en de nieuw opgeregte hoofdplaats Leemcuylen, met eenige buyten leenen, nu dorpen van redemptie genoemt, waartoe ik nogh verder light zal byzetten.

Deze verscheydene verliezen kunnen wy wel op de helft van het graafschap stellen, zoo ten opzighte van het grafelyk gezagh, als der jurisdictie van het oppergereghtshoff, hetwelk nu niet alleen zyn vroegeren luyster, maar ook alle hoop, om weder in bloei te geraken, zagh verdwynen.

Inderdaad sedert de droevige uytspraak van Hendrik IV zagh het dorp Maastricht zynen mededinger verdwynen, dus verre zelfs dat men te Leemcuylen geene graven meer ontmoet. Denkelyk hadden de keyzers als hertogen van Lotharingen, in aanzien van de kleyne oppervlakte, het bestier van dit graafschap opgedragen aan een der vicarii met eenige schepenen, gevende aan den eersten den naam van Schout, zoo als dat in het ryk[1] reeds gebruykelyk was, en makende van dit oppergeregtshoff eene gewone reghtbank in zaken van appel aan het ryk onderworpen[2].

(Wordt vervolgd.) 
  1. "Non diu vivente comitum potestale, suffectus ci tandem vicarius comitis, qui praetor sive scultetus dici solet cam scabinis." Brouwer ad annum 802.
  2. Declaratio Joannis ducis Brabantiæ, 9 Nov. 1291.